Focus op samenwerking tussen geestelijke verzorging en zorgmedewerkers.
Hans Kling is Geestelijk Verzorger en teamhoofd van de Dienst Geestelijke Verzorging (DGV). Zijn bijzonder aandachtsgebied zijn de verpleegafdelingen E2 (Neonatologie), PICU/B2 (kinderafdeling). Hij richt zich onder meer op de begeleiding van kinderen die langdurig behandeld moeten worden, en hun naasten. Hans heeft Anne Verheijen en Anne Wever begeleid bij hun stage bij DGV. Naar aanleiding van zijn ervaringen met hun stage, geeft hij puntsgewijs enkele inzichten die hij met Anne V. en Anne W. gedeeld heeft en mogelijk ook voor andere kinderartsen en verpleegkundigen interessant kunnen zijn.
‘Op het landelijke opleidingscongres hebben Anne Verheijen en ik een presentatie gegeven, over de waarde van de samenwerking tussen zorgmedewerkers en geestelijke verzorging. Artsen en verpleegkundigen zijn oplossingsgericht, en de geestelijke verzorging is verkennend en gericht op betekenisgeving. De focus bij de samenwerking is de omgang met het niet-oplosbare, want dat is iets waar artsen en verpleegkundigen minder in zijn opgeleid. Dit kan op verschillende manieren gebeuren. Binnen het MUMC is het dus mogelijk om stage te lopen, maar geven we ook 'coping-lessen' aan artsen in opleiding. Daarnaast geven we samen met ouders van overleden kinderen les aan nieuwe verpleegkundigen en artsen. Onze presentatie op het congres heeft andere zorgmedewerkers zeker geïnspireerd om de samenwerking te intensiveren en een passende vorm te vinden. Het voelt als een beweging die we zijn gestart.’
‘Hoe hoger het opleidingsniveau van mensen is, des te meer ze geneigd zijn te geloven dat er voor alles een duidelijk antwoord bestaat. Artsen en verpleegkundigen die beseffen dat niet elk kind gered kan worden door technologie, zijn eerder geneigd om ons in een vroeg stadium erbij te betrekken. Ze erkennen dat we meer kunnen betekenen. Naar mijn mening zorgen artsen die niet op die manier reflecteren niet goed voor zichzelf. Op een gegeven moment kom je op een punt waarop technisch gezien niets meer mogelijk is en je geconfronteerd wordt met overlijden. Als je niet weet hoe je dergelijke processen moet begeleiden, heeft dat invloed op jezelf. In de zorg hebben we iedereen hard nodig en ik denk dat we door dit mechanisme veel te veel mensen verliezen. “Geneeskunde is soms genezen, vaak verlichten, altijd troosten” Ambroise Paré (1510-1590) formuleerde deze zin en wat mij betreft geldt die nog steeds.’
‘In tragische situaties, waar kinderartsen en verpleegkundigen regelmatig mee geconfronteerd worden, grijpt ieder individu terug op zijn of haar eigen waarden. Dit geldt zowel voor de ouders als de zorgmedewerkers. Hierdoor kunnen overtuigingen lijnrecht tegenover elkaar komen te staan. “Er is geen kwaliteit meer” - “Hij geniet toch nog zo.” Het bespreekbaar maken van deze verschillen in overtuigingen, is geen standaard vaardigheid van zorgmedewerkers en leidt regelmatig tot een strijd om de waarheid. Dit is echter een verkeerd gesprek, want in een tragische situatie bestaat de waarheid niet. Het gaat om de vraag “hoe ervaar jij het?” en “waarom ervaar jij het zo?”.’
‘Bij beslissingen met grote onzekerheid is het belangrijk om zowel oplossingsgericht als verkennend/betekenisgevend te denken. Hoewel het wenselijk zou zijn dat alles oplosbaar is, is dat helaas niet altijd het geval. Het ontkennen van het feit dat sommige zaken niet (volledig) oplosbaar zijn, brengt aanzienlijke risico's met zich mee, zoals het creëren van onrealistische verwachtingen, valse hoop en wederzijdse verwijten. Beter is het om te zeggen: “ik heb geen oplossing, maar ik ga voor je kind zorgen. Sommige behandelingen brengen grote risico’s of belasting met zich mee. We moeten samen overleggen wat goed is.” Een patiënt en de ouder verdienen het echte en volledige verhaal, hoe bitter dat ook kan zijn.’
‘Door de stage van Anna en Anna ben ik me nog meer bewust geworden dat door verschil in opleiding, je in dezelfde situatie echt andere dingen ziet. Dit is vermoedelijk het onderliggende probleem voor veel communicatieproblemen in de zorg. De kinderarts kan bijvoorbeeld op een IC gewoon met de ogen langs de infuuspompen, de monitor en de beademing en heeft een redelijk beeld van de klinische toestand. De meeste mensen kunnen dit niet. Het blijft uitdagend te beseffen, dat anderen niet kunnen wat voor jezelf zo vanzelfsprekend is geworden. Dit geldt ook voor mijn eigen vak. Wat betekent dat ene woord voor de ander? Waar denkt de ander concreet aan, als die het over bijvoorbeeld “hoop” heeft?’
‘Wanneer je op internet zoekt naar het Prinses Máxima Centrum, kom je direct hun missie tegen: "ieder kind met kanker genezen, mét optimale kwaliteit van leven." Dit maakt me boos en vooral verdrietig! Het heeft niets te maken met realistisch haalbare doelen. Als zorgmedewerkers zich hiermee identificeren, is het de perfecte voedingsbodem voor een burn-out. Telkens wanneer een kind overlijdt, voelt het als een persoonlijk falen. Ook zorgt het ervoor, dat veel ouders van ernstig zieke kinderen regelmatig horen “Gelukkig zijn medici tegenwoordig in staat om zoveel te doen”. Zeker, er kan veel. EN het blijft belangrijk om te luisteren naar onzekerheid en angst en deze serieus te nemen.’
‘De kinderafdeling heeft een groot aanbod aan leuke dingen, zoals bezoeken van Cliniclowns, Remember Me en Make a Wish en nog veel meer. Afleiding en plezier zijn belangrijk en het is fijn dat het er is. Maar laten we niet vergeten dat het helemaal niet leuk is om een ziek kind te hebben. Daar moet ook aandacht voor zijn. Het is belangrijk om aandacht te hebben voor angst, hoop, verdriet en verlangens die het kind en de familie ervaren. De mooie kant – “dat jij er bent” - en de moeilijke kant – “dat ik niet alle pijn en verdriet van je over kan nemen.”
‘Ik gun ieder mens een eeuwig leven, maar ik gun ook ieder mens – als het dan moet - zoveel mogelijk kwaliteit van leven, ook rond het levenseinde. Wie alleen maar blijft hopen, loopt het risico dat ze het moment van waardering en een waardig afscheid missen.’
Illustratie door Maartje Santema